Jozua 19:1-11

1 Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van Juda.
2 En zij hadden in hun erfdeel: Beer-seba, en Seba, en Molada,
3 En Hazar-Sual, en Bala, en Azem,
4 En Eltholad, en Bethul, en Horma,
5 En Ziklag, en Beth-hammerchaboth, en Hazar-Suza,
6 En Beth-Lebaoth, en Saruhen; dertien steden en haar dorpen.
7 Ain, Rimmon, en Ether, en Asan; vier steden en haar dorpen;
8 En al de dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer, dat is Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen.
9 Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel.
10 Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun erfdeel was tot aan Sarid.
11 En hun landpale gaat opwaarts naar het westen en Mar-ala, en reikt tot Dabbaseth, en reikt tot aan de beek, die voor aan Jokneam is.

Jozua 19:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 19

In this chapter an account is given of the lots of the six remaining tribes, and the cities in them, as of Simeon, whose cities were chiefly within the tribe of Judah, Jos 19:1-9; of Zebulun, its border and cities, Jos 19:10-16; of Issachar, its border and cities, Jos 19:17-23; of Asher, its border and cities, Jos 19:24-31; of Naphtali, its border and cities, Jos 19:32-39; of Dan, its border and titles, Jos 19:40-48; and lastly of a gift of inheritance to Joshua, Jos 19:49-51.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.