Jozua 21:26-36

26 Al de steden voor de huisgezinnen van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met haar voorsteden.
27 En aan de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen der Levieten, van den halven stam van Manasse, de vrijstad des doodslagers, Golan in Bazan, en haar voorsteden, en Beesthera en haar voorsteden: twee steden.
28 En van den stam van Issaschar, Kisjon en haar voorsteden, en Dobrath en haar voorsteden;
29 Jarmuth en haar voorsteden, En-gannim en haar voorsteden: vier steden.
30 En van den stam van Aser, Misal en haar voorsteden, Abdon en haar voorsteden;
31 En Helkath en haar voorsteden, en Rehob en haar voorsteden: vier steden.
32 En van den stam van Nafthali, de vrijstad des doodslagers, Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammoth-Dor en haar voorsteden, en Karthan en haar voorsteden: drie steden.
33 Al de steden der Gersonieten, naar hun huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden.
34 Aan de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige Levieten, werd gegeven van den stam van Zebulon, Jokneam en haar voorsteden, Kartha en haar voorsteden;
35 Dimna en haar voorsteden, Nahalal en haar voorsteden: vier steden.
36 En van den stam van Ruben, Bezer en haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden;

Jozua 21:26-36 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 21

This chapter contains the address of the Levites to the court, to have the cities and suburbs given them according to the command of God by Moses, Jos 21:1,2; the grant of them by lot out of the several tribes, Jos 21:3-8; the particular cities out of the tribes of Judah and Simeon are mentioned by name, Jos 21:9-16; then those out of the tribe of Benjamin, Jos 21:17-19; next those out of the tribe of Ephraim, Jos 21:20-22; afterwards those out of the tribe of Dan, Jos 21:23-26; then those out of the half tribe of Manasseh, Jos 21:27; and out of the tribe of Issachar, Jos 21:28,29; and out of the tribe of Asher, Jos 21:30,31; and of Naphtali, Jos 21:32,33; and of Zebulun, Jos 21:34,35; and of Reuben, Jos 21:36,37; and of Gad, Jos 21:38-40; which in all made forty eight, Jos 21:41,42; and the chapter is concluded with observing, that God gave Israel all the land of Canaan, and rest in it, according to his promise, very faithfully and punctually, Jos 21:43-45.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.