Jozua 21:6-16

6 En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden.
7 Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden.
8 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE geboden had door den dienst van Mozes.
9 Verder gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name noemde;
10 Dat zij waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen der Kahathieten, uit de kinderen van Levi; want het eerste lot was het hunne.
11 Zo gaven zij hun de stad van Arba, den vader van Anok (zij is Hebron), op den berg van Juda, en haar voorsteden rondom haar.
12 Maar het veld der stad en haar dorpen, gaven zij aan Kaleb, den zoon van Jefunne, tot zijn bezitting.
13 Alzo gaven zij aan de kinderen van den priester Aaron de vrijstad des doodslagers, Hebron en haar voorsteden, en Libna en haar voorsteden;
14 En Jatthir en haar voorsteden, en Esthemoa en haar voorsteden;
15 En Holon en haar voorsteden, en Debir en haar voorsteden;
16 En Ain en haar voorsteden, en Jutta en haar voorsteden, en Beth-Semes en haar voorsteden; negen steden van deze twee stammen.

Jozua 21:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 21

This chapter contains the address of the Levites to the court, to have the cities and suburbs given them according to the command of God by Moses, Jos 21:1,2; the grant of them by lot out of the several tribes, Jos 21:3-8; the particular cities out of the tribes of Judah and Simeon are mentioned by name, Jos 21:9-16; then those out of the tribe of Benjamin, Jos 21:17-19; next those out of the tribe of Ephraim, Jos 21:20-22; afterwards those out of the tribe of Dan, Jos 21:23-26; then those out of the half tribe of Manasseh, Jos 21:27; and out of the tribe of Issachar, Jos 21:28,29; and out of the tribe of Asher, Jos 21:30,31; and of Naphtali, Jos 21:32,33; and of Zebulun, Jos 21:34,35; and of Reuben, Jos 21:36,37; and of Gad, Jos 21:38-40; which in all made forty eight, Jos 21:41,42; and the chapter is concluded with observing, that God gave Israel all the land of Canaan, and rest in it, according to his promise, very faithfully and punctually, Jos 21:43-45.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.