Klaagliederen 4:16-22

16 Pe. Des HEEREN aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen.
17 Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen.
18 Tsade. Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden; ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen.
19 Koph. Onze vervolgers zijn sneller geweest dan de arenden des hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk vervolgd, in de woestijn hebben zij ons lagen gelegd.
20 Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen!
21 Schin. Wees vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het land Uz woont! doch de beker zal ook tot u komen, gij zult dronken worden, en ontbloot worden.
22 Thau. Uw ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal u niet meer gevankelijk doen wegvoeren; maar uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij bezoeken; Hij zal uw zonden ontdekken.

Klaagliederen 4:16-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LAMENTATIONS 4

The prophet begins this chapter with a complaint of the ill usage of the dear children of God, and precious sons of Zion, La 4:1,2; relates the dreadful effects of the famine during the siege of Jerusalem, La 4:3-10; the taking and destruction of that city he imputes to the wrath of God; and represents it as incredible to the kings and inhabitants of the earth, La 4:11,12; the causes of which were the sins of the prophets, priests, and people, La 4:13-16; expresses the vain hopes they once had, but now were given up entirely, their king being taken, La 4:17-20; and the chapter is concluded with a prophecy of the destruction of the Edomites, and of the return of the Jews from captivity, La 4:21,22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.