Leviticus 10:1-6

1 En de zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen niet geboden had.
2 Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN.
3 En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil.
4 En Mozes riep Misael en Elzafan, de zonen van Uzziel, de oom van Aaron, en zeide tot hen: Treedt toe, draagt uw broederen weg, van voor het heiligdom tot buiten het leger.
5 Toen traden zij toe, en droegen hen, in hun rokken, tot buiten het leger, gelijk als Mozes gesproken had.
6 En Mozes zeide tot Aaron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israel, zullen dezen brand, dien de HEERE aan gestoken heeft, bewenen.

Leviticus 10:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 10

This chapter begins with the sin and punishment of two sons of Aaron, Nadab and Abihu, Le 10:1-5 for whose death Aaron and his sons are commanded not to mourn, nor to depart from the tabernacle, Le 10:6,7 and an order is given, prohibiting the priests from drinking wine when they went into it, Le 10:8-11 the law of eating holy things, both those that were more, and those that were less holy, is enjoined, Le 10:12-15 and the flesh of the sin offering not being eaten, but burnt, Aaron's sons are blamed for it, for which he makes an apology to the satisfaction of Moses, Le 10:16-20.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.