Leviticus 13:46-56

46 Al de dagen, in welke deze plaag aan hem zal zijn, zal hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen; buiten het leger zal zijn woning wezen.
47 Verder als aan een kleed de plaag der melaatsheid zal zijn, aan een wollen kleed, of aan een linnen kleed,
48 Of aan den scheerdraad, of aan den inslag van linnen, of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk;
49 En die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden.
50 En de priester zal de plaag bezien; en hij zal hetgeen de plaag heeft, zeven dagen doen opsluiten.
51 Daarna zal hij op den zevenden dag de plaag bezien; zo de plaag uitgespreid is aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan het vel, tot wat werk dat vel zou mogen gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid, het is onrein.
52 Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien inslag van wol, of van linnen, of alle vellentuig, waarin die plaag zal zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid; het zal met vuur verbrand worden.
53 Doch indien de priester zal zien, dat, ziet, de plaag aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig niet uitgespreid is;
54 Zo zal de priester gebieden, dat men hetgeen, waaraan die plaag is, wasse, en hij zal dat andermaal zeven dagen doen opsluiten.
55 Als de priester, nadat het gewassen is, de plaag zal bezien hebben, dat, ziet, de plaag haar gedaante niet veranderd heeft, en de plaag niet uitgespreid is, het is onrein, gij zult het met vuur verbranden; het is een ingraving aan zijn achterste of aan zijn voorste zijde.
56 Indien nu de priester merken zal, dat, ziet, die plaag, nadat zij zal gewassen zijn, ingetrokken is; dan zal hij ze van het kleed, of van het vel, of van den scheerdraad, of van den inslag afscheuren.

Leviticus 13:46-56 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 13

In this chapter an account is given of the various sorts of leprosy, and the rules by which they were to be judged of, Le 13:1-3 of the bright spot and scab, Le 13:4-8 of the rising or swelling, Le 13:9-17 of the bile or hot ulcer, Le 13:18-23 of the hot burning or inflammation, Le 13:24-28 of the plague of the scall, Le 13:29-37 of bright spots or blisters, Le 13:38,39 and of shedding the hair, and baldness, Le 13:40-44 of what the leper was to do, and to be done unto, Le 13:45,46 of the leprosy in garments made of linen, woollen, or of skin, Le 13:47-59.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.