Leviticus 27:24-34

24 In het jubeljaar zal die akker wederkomen tot dien, van wien hij hem gekocht had, tot hem, wiens de bezitting van dat land was.
25 Al uw schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms geschieden; de sikkel zal zijn van twintig gera.
26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerstgeboren wordt, dat zal niemand heiligen; hetzij een os, of klein vee, het is des HEEREN.
27 Doch is het van een onrein beest, hij zal dat lossen naar uw schatting, en zal zijn vijfde deel daarboven toedoen; en indien het niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden, naar uw schatting.
28 Evenwel niets, dat verbannen is, dat iemand den HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een mens, of van een beest, of van den akker zijner bezitting, zal verkocht noch gelost worden; al wat verbannen is, zal den HEERE een heiligheid der heiligheden zijn.
29 Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen zijn, zal niet gelost worden; het zal zekerlijk gedood worden.
30 Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig.
31 Maar zo iemand van zijn tienden immer iets lossen zal, hij zal zijn vijfde deel daarboven toedoen.
32 Aangaande al de tienden van runderen en klein vee, alles wat onder de roede zal doorgaan, het tiende zal den HEERE heilig zijn.
33 Hij zal tussen het goede en het kwade niet onderzoeken; hij zal het ook niet verwisselen; maar indien hij het immers verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden.
34 Dit zijn de geboden, die de HEERE Mozes geboden heeft, aan de kinderen Israels, op den berg Sinai.

Leviticus 27:24-34 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVEITICUS 27

This chapter contains various laws concerning vows made unto the Lord, whether of persons whose estimation was to be made by the priest, according to their age, sex, and condition, Le 26:1-8; or of beasts, clean and unclean, good or bad, Le 26:9-13; or of houses, fields, and lands, the estimation of which was to be according to its seed, and the time of its being set apart, whether from or after the year of jubilee, and the number of years to it, Le 26:14-25; with this exception to the above laws, that no firstling of the Lord's might be sanctified, and if an unclean beast it might be redeemed, but nothing devoted to the Lord, whether of man, beast, or field, might be sold or redeemed, Le 26:26-29; and the chapter is concluded with some laws concerning the redemption or change of tithes, what might or what might not be redeemed or changed, Le 26:30-34;

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.