Leviticus 2:11-16

11 Geen spijsoffer, dat gij den HEERE zult offeren, zal met desem gemaakt worden; want van geen zuurdesem, en van geen honig zult gijlieden den HEERE vuuroffer aansteken.
12 De offeranden der eerstelingen zult gij den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken reuk.
13 En alle offerande uws spijsoffers zult gij met zout zouten, en het zout des verbonds van uw God van uw spijsoffer niet laten afblijven; met al uw offerande zult gij zout offeren.
14 En zo gij den HEERE een spijsoffer der eerste vruchten offert, zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten van groene aren, bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan van volle groene aren, offeren.
15 En gij zult olie daarop doen, en wierook daarop leggen; het is een spijsoffer.
16 Zo zal de priester deszelfs gedenkoffer aansteken van zijn klein gebroken graan en van zijn olie, met al den wierook; het is een vuuroffer den HEERE.

Leviticus 2:11-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 2

This chapter contains the law of the meat offering, and gives an account of what it was made of, fine flour, with oil poured, and frankincense put upon it, Le 2:1 what was done with it; part of it burnt upon the altar, and the rest was the property of the priests, Le 2:2,3,8-10 how it was to be when baked in an oven, or in a pan, or fried in a frying pan, Le 2:4-7 what was prohibited in it, leaven and honey, Le 2:11 what was to be used in it, salt, Le 2:13 and what was to be the oblation and meat offering of the first fruits, and what to be done with it, Le 2:12,14-16.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.