Leviticus 4:1-7

1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Als een ziel zal gezondigd hebben, door afdwaling van enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en tegen een van die zal gedaan hebben;
3 Indien de priester, die gezalfd is, zal gezondigd hebben, tot schuld des volks, zo zal hij voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft, offeren een var, een volkomen jong rund, den HEERE ten zondoffer.
4 En hij zal die var brengen tot de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en hij zal dien var slachten voor het aangezicht des HEEREN.
5 Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var nemen, en hij zal dat tot de tent der samenkomst brengen.
6 En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het heilige.
7 Ook zal de priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars der welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, dat in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent der samenkomst.

Leviticus 4:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 4

This chapter contains the law of the sin offering, which was offered for sins committed through ignorance, error, and mistake, Le 4:1,2 and gives an account of the matter of them, and the rites belonging thereunto, which were different according to the persons for whom it was made, as for the anointed priest, Le 4:3-12 for the whole congregation, Le 4:13-21 and for the ruler, Le 4:22-26 and for any of the common people, Le 4:27-35.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.