25
In de dorpen nu op hun akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en haar onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen;
26
En te Jesua, en te Molada, en te Beth-Pelet,
27
En te Hazar-Sual, en in Ber-Seba, en haar onderhorige plaatsen,
28
En te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige plaatsen,
29
En te En-Rimmon, en te Zora, en te Jarmuth,
30
Zanoah, Adullam en haar dorpen, Lachis en haar akkers, Azeka en haar onderhorige plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba af tot aan het dal Hinnom.
31
De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar onderhorige plaatsen,
32
Anathoth, Nob, Ananja,
33
Hazor, Rama, Gitthaim,
34
Hadid, Zeboim, Neballat,
35
Lod, en Ono, in het dal der werkmeesters.