Nehemia 12:6-16

6 Semaja, en Jojarib, Jedaja,
7 Sallu, Amok, Hilkia, Jedaja; dat waren de hoofden der priesteren, en hun broederen, in de dagen van Jesua.
8 En de Levieten waren: Jesua, Binnui, Kadmiel, Serebja, Juda, Matthanja; hij en zijn broederen waren over de dankzeggingen.
9 En Bakbukja, en Unni, hun broederen, waren tegen hen over in de wachten.
10 Jesua nu gewon Jojakim, en Jojakim gewon Eljasib, en Eljasib gewon Jojada,
11 En Jojada gewon Jonathan, en Jonathan gewon Jaddua.
12 En in de dagen van Jojakim waren priesters, hoofden der vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia, Hananja;
13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Johanan;
14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja, Jozef;
15 Van Harim, Adna; van Merajoth, Helkai;
16 Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon, Mesullam;

Nehemia 12:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NEHEMIAH 12

This chapter gives an account of the chief of the priests and Levites in the days of Zerubbabel, Jeshua, Joiakim, Eliashib, and Nehemiah, Ne 12:1-26, of the dedication of the wall of Jerusalem, and of the joy expressed on that occasion, Ne 12:27-43, and of the appointment of some persons over the treasuries for the priests, Levites, singers, and porters, Ne 12:44-47.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.