Numberi 22:8-18

8 Hij dan zeide tot hen: Vernacht hier dezen nacht, zo zal ik ulieden een antwoord wederbrengen, gelijk als de HEERE tot mij zal gesproken hebben. Toen bleven de vorsten der Moabieten bij Bileam.
9 En God kwam tot Bileam en zeide: Wie zijn die mannen, die bij u zijn?
10 Toen zeide Bileam tot God: Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, heeft hen tot mij gezonden, zeggende:
11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen, en het heeft het gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek het mij; misschien zal ik tegen hetzelve kunnen strijden, of het uitdrijven.
12 Toen zeide God tot Bileam: Gij zult met hen niet trekken; gij zult dat volk niet vloeken, want het is gezegend.
13 Toen stond Bileam des morgens op, en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw land; want de HEERE weigert mij toe te laten met ulieden te gaan.
14 Zo stonden dan de vorsten der Moabieten op, en kwamen tot Balak, en zij zeiden: Bileam heeft geweigerd met ons te gaan.
15 Doch Balak voer nog voort vorsten te zenden, meer en eerlijker, dan die waren;
16 Die tot Bileam kwamen, en hem zeiden: Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat u toch niet beletten tot mij te komen!
17 Want ik zal u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij dit volk!
18 Toen antwoordde Bileam, en zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver en goud gave, zo vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te doen klein of groot.

Numberi 22:8-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 22

The children of Israel being come into the plains of Moab, put the king of Moab into a panic, who expressed his fears to the elders of Midian, Nu 22:1-4 and sent for Balaam the soothsayer to curse the people of Israel, but he, upon consulting the Lord refused to come, Nu 22:5-14, on which the king of Moab sent to him a second time, making large promises of preferment to him, and who at this time got leave from the Lord to go with the messengers, Nu 22:15-21, but was met with in the way by an angel of the Lord, who would have slain him had it not been for his ass, of which a very wonderful revelation is given, Nu 22:22-35, and the chapter is closed with the interview between Balak king of Moab and Balaam, and an account of what passed between them, and what was done by them, Nu 22:36-41.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.