Numberi 24:1-6

1 Toen Bileam zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende, zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn.
2 Als Bileam zijn ogen ophief, en Israel zag, wonende naar zijn stammen, zo was de Geest van God op hem.
3 En hij hief zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en de man, wien de ogen geopend zijn, spreekt!
4 De hoorder der redenen Gods spreekt, die het gezicht des Almachtigen ziet; die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden!
5 Hoe goed zijn uw tenten, Jakob! uw woningen, Israel!
6 Gelijk de beken breiden zij zich uit, als de hoven aan de rivieren; de HEERE heeft ze geplant, als de sandelbomen, als de cederbomen aan het water.

Numberi 24:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 24

In this chapter we are told, that Balaam leaving his enchantments, the Spirit of God came on him, and he spake of the happiness of Israel, and prophesied of their future greatness and glory, Nu 24:1-9 which so exasperated Balak, that he ordered him at once to depart from him, Nu 24:10,11. Balaam justified himself in what he said and did, and suggested that before they parted, he had something to say in a prophetic manner, concerning what Israel should do to Moab in "future" times, Nu 24:12-14 and then prophesies concerning the Messiah, and the destruction of Moab, and of some neighbouring nations, and even of some at a greater distance, as the Assyrians and Romans, Nu 24:15-25.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.