Numberi 27:1-9

1 Toen naderden de dochteren van Zelafead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla, Noa, en Hogla, en Milka, en Tirza);
2 En zij stonden voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van de oversten, en van de ganse vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, zeggende:
3 Onze vader is gestorven in de woestijn, en hij is niet geweest in het midden der vergadering dergenen, die zich tegen den HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach; maar hij is in zijn zonde gestorven, en had geen zonen.
4 Waarom zou de naam onzes vaders uit het midden van zijn geslacht weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons een bezitting in het midden der broederen van onzen vader.
5 En Mozes bracht haar rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN.
6 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
7 De dochteren van Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis, in het midden van de broederen haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen.
8 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft, en geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen.
9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broederen geven.

Numberi 27:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 27

This chapter relates, that, upon a petition of the daughters of Zelophehad, the affair of inheritances was settled; and it is directed that, in case of want of male issue, inheritances should pass to females, and in failure of them to the next of kin, whether father's brethren or any near kinsman, Nu 27:1-11, also an order to Moses to go up to the Mount Abarim, and take a view of the good land, and die; with the reason of it, Nu 27:12-14, upon which Moses desires a successor of him might be appointed, Nu 27:15-17, in answer to which Joshua is nominated, and being presented before the high priest and the people, was invested with his office, by imposition of hands, and had his charge given him, Nu 27:18-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.