Numberi 34:1-7

1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal, het land Kanaan, naar zijn landpalen.
3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, aan de zijden van Edom; en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen het oosten;
4 En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van Akrabbim, en doorgaan naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-Barnea; en zij zal uitgaan naar Hazar-Addar, en doorgaan naar Azmon.
5 Voorts zal deze landpale omgaan van Azmon naar de rivier van Egypte, en haar uitgangen zullen zijn naar de zee.
6 Aangaande de landpale van het westen, daar zal u de grote zee de landpale zijn; dit zal uw landpale van het westen zijn.
7 Voorts zal u de landpale van het noorden deze zijn: van de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen.

Numberi 34:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 34

In this chapter the bounds and borders of the land Canaan are described, according to the direction of the Lord to Moses, Nu 34:1,2, the south border, Nu 34:3-5, the western border, Nu 34:6, the north border, Nu 34:7-9, the east border, Nu 34:10-12, which is ordered to be divided by lot to the nine tribes and a half, two tribes and a half having received their inheritance on the other side Jordan, Nu 34:13-15, and the persons are nominated to divide the land, Eleazar and Joshua, with one prince out of every tribe, and who are mentioned by name, Nu 34:16-29.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.