Prediker 12:1-11

1 En gedenk aan de Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.
2 Eer dan de zon, en het licht, en de maan, en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na den regen.
3 In den dag, wanneer de wachters des huizes zullen beven, en de sterke mannen zichzelven zullen krommen, en de maalsters zullen stilstaan, omdat zij minder geworden zijn, en die door de vensteren zien, verduisterd zullen worden;
4 En de twee deuren naar de straat zullen gesloten worden, als er is een nederig geluid der maling, en hij opstaat op de stem van het vogeltje, en al de zangeressen nedergebogen zullen worden.
5 Ook wanneer zij voor de hoogte zullen vrezen, en dat er verschrikkingen zullen zijn op den weg, en de amandelboom zal bloeien, en dat de sprinkhaan zichzelven een last zal wezen, en dat de lust zal vergaan; want de mens gaat naar zijn eeuwig huis, en de rouwklagers zullen in de straat omgaan.
6 Eer dat het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springader gebroken wordt, en het rad aan den bornput in stukken gestoten wordt;
7 En dat het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft.
8 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid!
9 En voorts, dewijl de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde.
10 De prediker zocht aangename woorden uit te vinden, en het geschrevene is recht, woorden der waarheid.
11 De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen van de meesters der verzamelingen, die gegeven zijn van den enigen Herder.

Images for Prediker 12:1-11

Prediker 12:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ECCLESIASTES 12

This chapter begins with advice to young men, which is continued from the preceding; and particularly to remember their Creator in the days of their youth; enforced from the consideration of the troubles and inconveniences of old age, Ec 12:1; which, in an allegorical way, is beautifully described, Ec 12:2-6; and from the certainty of death, when it would be too late, Ec 12:7. And then the wise man returns to his first proposition, and which he kept in view all along, that all is vanity in youth or old age, Ec 12:8; and recommends the reading of this book, from the diligence, pains and labour, he used in composing it; from the sententious matter in it; from the agreeable, acceptable, and well chosen words, in which he had expressed it; and from the wisdom, uprightness, truth, efficacy, and authority of the doctrines of it, Ec 12:9-11; and from its preference to other books, which were wearisome both to author and reader, Ec 12:12. And it is concluded with the scope and design, the sum and substance of the whole of it, reducible to these two heads; the fear of God, and obedience to him, Ec 12:13; and which are urged from the consideration of a future judgment, into which all things shall be brought, Ec 12:14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.