Psalmen 121:3-8

3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.

4 Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen.

5 De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand.

6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.

7 De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.

8 De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.

Psalmen 121:3-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 121

\\<>\\. The inscription of the Syriac version is, ``one of the songs of ascent out of Babylon.'' Aben Ezra thinks it was composed on account of Israel, when in a siege and distress; or, adds he, on account of the children of our captivity; the present state of the Jews. Grotius is of opinion it was written by David, at the time of the battle with Absalom. Some take it to be a military psalm, proper for soldiers engaged with an enemy: others, that it is suitable for travellers when on a journey; and why not for persons also, when they commit themselves to God in the night watches, and about to take rest? And indeed it is suitable at all times; when the good man may, with the psalmist, expect divine help, and be secure of protection and preservation.