Psalmen 144:3-13

3 O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?
4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.
5 Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.
6 Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.
7 Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden;
8 Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
9 O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.
10 Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;
11 Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
12 Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.
13 Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.

Psalmen 144:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 144

\\<>\\. This psalm was written by David; not on account of the return of the Jews from the Babylonish captivity, by a spirit of prophecy, as Theodoret; but on his own account, after he was come to the throne, and was king over all Israel; and was delivered from the was between him and Israel, and from the war of the Philistines, as Kimchi observes, having gained two victories over them: or it was written between the two victories, and before he had conquered all his enemies; since he prays to be delivered from the hand of strange children, Ps 144:7,11. R. Obadiah thinks it was written on the account of his deliverance from Absalom and Sheba; but the former is best. Some copies of the Septuagint, and also the Vulgate Latin, Ethiopic, and Arabic versions, have in their titles these words, ``against Goliath;'' and so Apollinarius; as if it was written on account of his combat with him, and victory over him; but this clause is not in the Hebrew Bibles; nor could Theodoret find it in the Septuagint in the Hexapla in his time. The Syriac inscription is still more foreign to the purpose, ``a psalm of David, when he slew Asaph the brother of Goliath.'' R. Saadiah Gaon interprets this psalm of the times of the Messiah; and there are several things in it which are applicable to him.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.