Psalmen 17:8-15

8 Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,
9 Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen.
10 Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk.
11 In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende.
12 Hij is gelijk als een leeuw, die begeert te roven, en als een jonge leeuw, zittende in verborgen plaatsen.
13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze;
14 Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.
15 Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.

Psalmen 17:8-15 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 17

\\<>\\. This prayer was put up by David either in his own person, on his own account, praying to God for the vindication of his cause, and for salvation and deliverance from his enemies; or in the person of the Messiah, whose type he was, and of the whole church, so Jerom of old interpreted it; and the title of it in the Arabic version is, ``a prayer in the person of a perfect man, and of Christ himself, and of everyone that is redeemed by him;'' in which preservation and protection are prayed for, and hope of eternal life is expressed. It was written, according to Theodoret, when David suffered persecution from Saul.

Related Articles

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.