Psalmen 24:1-9

1 Een psalm van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.
2 Want Hij heeft ze gegrond op de zeeen, en heeft ze gevestigd op de rivieren.
3 Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid?
4 Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;
5 Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils.
6 Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela.
7 Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!
8 Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd.
9 Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!

Psalmen 24:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 24

\\<>\\. This psalm is thought by some of the Jewish writers {d} to have been wrote when the ark was brought from the house of Obededom to the city of David, and put into the place prepared for it by him, 2Sa 6:17; to which reference is supposed to be had in Ps 24:7-10; or after that David had built an altar in the threshing floor of Araunah the Jebusite, and had knowledge of the hill Moriah, as the place where the sanctuary was to be built; called the hill of the Lord, and his holy place, Ps 24:3; however, it was certainly written by David, under the inspiration of the spirit of God; and is a prophecy of Christ, and of the Gospel church, and describes the members of it. {d} Aben Ezra & Kimchi.

Related Articles

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.