Psalmen 32:1-10

1 Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.
2 Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
3 Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
4 Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela.
5 Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela.
6 Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken.
7 Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.
8 Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.
9 Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
10 De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.

Images for Psalmen 32:1-10

Psalmen 32:1-10 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 32

\\<<[A Psalm], of David, Maschil>>\\. This is the first of the psalms that bears this title: some think it is the name of a musical instrument, on which this psalm was sung; others the first word of a song, to the tune of which it was sung, as Aben Ezra; some say it is so called, because it was explained by an interpreter, as Jarchi; and the Rabbins {k} say, that every psalm that is called "Maschil" was dictated by an interpreter: the Targum renders it "a good understanding"; and the word properly signifies "instruction", or "causing to understand" {l}; and it may be the apostle has some reference to this title in 1Co 14:15; It is an instructive psalm; a didascalic ode, as Junius renders it: it gives an account how the psalmist was instructed under a dispensation of Providence; and was brought to a sense of sin, and acknowledgment of it; and was favoured with a discovery of pardoning grace; and in it he takes upon him to instruct others, Ps 32:8,9, and does instruct in the doctrine of the pardon of sin by the grace of God. {k} Elias Levita in Tishbi, p. 271. {l} lykvm "erudiens", Musculus, Munster, Vatablus, Montanus; "informans", Gejerus; "an instructing psalm", Ainsworth.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.