Psalmen 37:1-10

1 Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
2 Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.
3 Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
4 En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
5 Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
6 En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag.
7 Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
8 He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
9 Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den HEERE verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten.
10 Vau. En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.

Images for Psalmen 37:1-10

Psalmen 37:1-10 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 37

\\<<[A Psalm] of David>>\\. This psalm, it is very probable, was written at the same time, and upon the same occasion, with the former; and describes the different states of good and bad men; and is full of exhortations, instructions, and advice to the people of God; intermixed with various encouraging promises. A late learned writer {h} thinks it was written for Mephibosheth's consolation under Ziba's calumny. {h} Delaney's Life of King David, vol. 2. p. 219.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.