Psalmen 95:4-11

4 In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
5 Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
6 Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
9 Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
10 Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
11 Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!

Images for Psalmen 95:4-11

Psalmen 95:4-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 95

This psalm, though without a title, was written by David, as appears from Heb 4:7, and to him the Septuagint, Vulgate Latin, Syriac, Arabic, and Ethiopic versions ascribe it. It belongs to the times of the Messiah, as Kimchi observes; the apostle applies it to the Jews of his time, and bespeaks them in the language of it, Heb 3:7-11, and in which time Israelites, believers in Christ, are called upon to serve and worship him, in consideration of his greatness in himself, and his goodness to them. Theodoret thinks that David spoke prophetically of King Josiah and his times; and wrote it in the person of him, and the priests of God.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.