Richtere 10:13-18

13 Nochtans hebt gij Mij verlaten, en andere goden gediend; daarom zal Ik u niet meer verlossen.
14 Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren hebt; laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid.
15 Maar de kinderen Israels zeiden tot den HEERE: Wij hebben gezondigd; doe Gij ons, naar alles, wat goed is in Uw ogen; alleenlijk verlos ons toch te dezen dage!
16 En zij deden de vreemde goden uit hun midden weg, en dienden den HEERE. Toen werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid van Israel.
17 En de kinderen Ammons werden bijeengeroepen, en legerden zich in Gilead; daarentegen werden de kinderen Israels vergaderd, en legerden zich te Mizpa.
18 Toen zeide het volk, de oversten van Gilead, de een tot den ander: Wie is de man, die beginnen zal te strijden tegen de kinderen Ammons? die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners van Gilead.

Richtere 10:13-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 10

This chapter gives an account of two judges of Israel, in whose days they enjoyed peace, Jud 10:1-5, after which they sinning against God, came into trouble, and were oppressed by their enemies eighteen years, and were also invaded by an army of the Ammonites, Jud 10:6-9, when they cried unto the Lord for deliverance, confessing their sin; but he had first refused to grant them any, though upon their importunity and reformation he had compassion on them, Jud 10:10-16 and the chapter is concluded with the preparation made by both armies for a battle, Jud 10:17,18.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.