Richtere 20:4-14

4 Toen antwoordde de Levietische man, de man van de vrouw, die gedood was, en zeide: Ik kwam met mijn bijwijf te Gibea, dewelke Benjamins is, om te vernachten.
5 En de burgers van Gibea maakten zich tegen mij op, en omringden tegen mij het huis bij nacht; zij dachten mij te doden, en mijn bijwijf hebben zij geschonden, dat zij gestorven is.
6 Toen greep ik mijn bijwijf, en deelde haar, en zond haar in het ganse land der erfenis van Israel, omdat zij een schandelijke daad en dwaasheid in Israel gedaan hadden.
7 Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor ulieden woord en raad!
8 Toen maakte zich al het volk op, als een enig man, zeggende: Wij zullen niet gaan, een ieder naar zijn tent, noch wijken, een ieder naar zijn huis.
9 Maar nu, dit is de zaak, die wij aan Gibea zullen doen: tegen haar bij het lot!
10 En wij zullen tien mannen nemen van honderd, van alle stammen Israels, en honderd van duizend, en duizend van tienduizend, om teerkost te nemen voor het volk, opdat zij, komende te Gibea-Benjamins, haar doen naar al de dwaasheid, die zij in Israel gedaan heeft.
11 Alzo werden alle mannen van Israel verzameld tot deze stad, verbonden als een enig man.
12 En de stammen van Israel zonden mannen door den gansen stam van Benjamin, zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder ulieden geschied is?
13 Zo geeft nu die mannen, die kinderen Belials, die te Gibea zijn, dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet horen naar de stem van hun broederen, de kinderen Israels.
14 Maar de kinderen van Benjamin verzamelden zich uit de steden naar Gibea, om uit te trekken ten strijde tegen de kinderen Israels.

Richtere 20:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 20

This chapter relates, how that there was an assembly of the children of Israel at Mizpeh, upon what had happened to the concubine of the Levite, where he appeared and related the whole affair to them, Jud 20:1-7 upon which they unanimously agreed to chastise the inhabitants of Gibeah for what they had done, Jud 20:8-11, and in order to do that sent to the tribe of Benjamin to deliver the guilty, but instead of that they took to their arms, and prepared for battle in defence of them, Jud 20:12-17 and two battles ensued on this, in which the Israelites, who were on the right side of the question, were worsted, Jud 20:18-25 but upon their seeking the Lord again, and their humiliation before him, they engaged a third time in battle, and got an entire victory over the Benjaminites, and destroyed them all excepting six hundred men, Jud 20:26-48.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.