Richtere 5:20-30

20 Van den hemel streden zij, de sterren uit haar loopplaatsen streden tegen Sisera.
21 De beek Kison wentelde hen weg, de beek Kedumin, de beek Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken.
22 Toen werden de paardenhoeven verpletterd, van het rennen, het rennen zijner machtigen.
23 Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk; omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden.
24 Gezegend zij boven de vrouwen Jael, de huisvrouw van Heber, den Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen in de tent!
25 Water eiste hij, melk gaf zij; in een herenschaal bracht zij boter.
26 Haar hand sloeg zij aan den nagel, en haar rechterhand aan den hamer der arbeidslieden; en zij klopte Sisera; zij streek zijn hoofd af, als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen.
27 Tussen haar voeten kromde hij zich, viel henen, lag daar neder; tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden!
28 De moeder van Sisera keek uit door het venster, en schreeuwde door de tralien: Waarom vertoeft zijn wagen te komen! Waarom blijven de gangen zijner wagenen achter?
29 De wijsten harer staatsvrouwen antwoordden; ook beantwoordde zij haar redenen aan zichzelve:
30 Zouden zij dan de buit niet vinden en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera, een buit van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen?

Richtere 5:20-30 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 5

This chapter contains a song of praise on account of the victories obtained over Jabin, and his kingdom; after an exhortation to praise is given, and kings excited to attend to it, the majestic appearance of God at Seir, on Sinai, is observed, to raise in the mind a divine veneration of him, Jud 5:1-5; then the miserable state and condition Israel was in before these victories, and therefore had the more reason to be thankful, Jud 5:6-8; the governors, and judges, and the people that were delivered, together with Deborah and Barak, are stirred up to rehearse the righteous acts of the Lord, and bless his name, Jud 5:9-13; and those who willingly engaged in the war are praised, and such who were negligent reproved, and some even cursed, Jud 5:14-23; but Jael, Heber's wife, is particularly commended for her exploit in slaying Sisera, Jud 5:24-27; and the mother of Sisera, and her ladies, are represented as wondering at his long delay, and as assured of his having got the victory, Jud 5:28-30; and the song is concluded with a prayer for the destruction, of the enemies of the Lord, and for the happiness and glory of them that love him, Jud 5:31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.