Richtere 5:6-16

6 In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen.
7 De dorpen hielden op in Israel, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel.
8 Verkoos hij nieuwe goden, dan was er krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien, of een spies, onder veertig duizend in Israel?
9 Mijn hart is tot wetgevers van Israel, die zich gewillig aangeboden hebben onder het volk; looft den HEERE!
10 Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er van!
11 Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, bewezen aan zijn dorpen in Israel; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten.
12 Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam.
13 Toen deed Hij de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het volk; de HEERE doet mij heersen over de geweldigen.
14 Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers.
15 Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot.
16 Waarom bleeft gij zitten tussen de stallingen, om te horen het geblaat der kudden? De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen des harten.

Richtere 5:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 5

This chapter contains a song of praise on account of the victories obtained over Jabin, and his kingdom; after an exhortation to praise is given, and kings excited to attend to it, the majestic appearance of God at Seir, on Sinai, is observed, to raise in the mind a divine veneration of him, Jud 5:1-5; then the miserable state and condition Israel was in before these victories, and therefore had the more reason to be thankful, Jud 5:6-8; the governors, and judges, and the people that were delivered, together with Deborah and Barak, are stirred up to rehearse the righteous acts of the Lord, and bless his name, Jud 5:9-13; and those who willingly engaged in the war are praised, and such who were negligent reproved, and some even cursed, Jud 5:14-23; but Jael, Heber's wife, is particularly commended for her exploit in slaying Sisera, Jud 5:24-27; and the mother of Sisera, and her ladies, are represented as wondering at his long delay, and as assured of his having got the victory, Jud 5:28-30; and the song is concluded with a prayer for the destruction, of the enemies of the Lord, and for the happiness and glory of them that love him, Jud 5:31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.