Richtere 8:21-31

21 Toen zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah en Tsalmuna, en nam de maantjes, die aan de halzen hunner kemelen waren.
22 Toen zeiden de mannen van Israel tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van der Midianieten hand verlost hebt.
23 Maar Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen.
24 Voorts zeide Gideon tot hen: Een begeerte zal ik van u begeren: geeft mij maar een iegelijk een voorhoofdsiersel van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad, dewijl zij Ismaelieten waren.
25 En zij zeiden: Wij zullen ze gaarne geven; en zij spreidden een kleed uit, en wierpen daarop een iegelijk een voorhoofdsiersel van zijn roof.
26 En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, die hij begeerd had, was duizend en zevenhonderd sikkelen gouds, zonder de maantjes, en ketenen, en purperen klederen, die de koningen der Midianieten aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner kemelen geweest waren.
27 En Gideon maakte daarvan een efod, en stelde die in zijn stad, te Ofra; en gans Israel hoereerde aldaar denzelven na; en het werd Gideon en zijn huis tot een valstrik.
28 Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht voor het aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon.
29 En Jerubbaal, de zoon van Joas, ging henen en woonde in zijn huis.
30 Gideon nu had zeventig zonen, die uit zijn heupe voortgekomen waren; want hij had vele vrouwen.
31 En zijn bijwijf, hetwelk te Sichem was, baarde hem ook een zoon; en hij noemde zijn naam Abimelech.

Richtere 8:21-31 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 8

In this chapter we are told how Gideon pacified the Ephraimites, who complained because they were not sent unto to fight the Midianites, Jud 8:1-3 how he pursued the Midianites, until he took their two kings, and on his return chastised the men of Succoth and Penuel, because they refused to relieve his men with food as they were pursuing, Jud 8:4-17 how he slew the two kings of Midian, Jud 8:18-21 and after this conquest refused to take the government of Israel when offered him, Jud 8:22,23 how he requested of the Israelites the earrings they had taken from the Midianites, with which he in weakness made an ephod, which proved a snare to his house, Jud 8:24-27 how that the people were in peace forty years during his life, and that he had a numerous issue, and died in a good old age, Jud 8:28-32 but that after his death the Israelites fell into idolatry, and were ungrateful to his family, Jud 8:33-35.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.