Spreuken 9:1-10

1 De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.

2 Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.

3 Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:

4 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:

5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.

6 Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.

7 Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.

8 Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.

9 Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.

10 De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.

Spreuken 9:1-10 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PROVERBS 9

In this chapter, Wisdom, or Christ, is represented as having built a stately house or palace for the entertainment of his guests, Pr 9:1; as having made large and suitable provisions for them, Pr 9:2; and as having sent his servants to invite them to come and partake of them, and quit all other company but his, Pr 9:3-6; When it is observed who are and who are not to be reproved, with the reasons of it, Pr 9:7-9; and what is the sum and substance of true wisdom; and what the advantages of it both here and hereafter, Pr 9:10-12; And the chapter is concluded with the description of the foolish woman, the opposite of Wisdom; who is represented as clamorous, simple, and ignorant, Pr 9:13; and plying passengers that go by her door, and inviting them in to partake of her provisions, Pr 9:14-17; the consequence of which is sure and certain death and destruction to her guests, Pr 9:18.