Nehemia 12:1-9

1 Dit nu zijn de priesters en de Levieten, die met Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, en Jesua, optogen: Seraja, Jeremia, Ezra,
2 Amarja, Malluch, Hattus,
3 Sechanja, Rehum, Meremoth,
4 Iddo, Ginnethoi, Abia,
5 Mijamin, Maadja, Bilga,
6 Semaja, en Jojarib, Jedaja,
7 Sallu, Amok, Hilkia, Jedaja; dat waren de hoofden der priesteren, en hun broederen, in de dagen van Jesua.
8 En de Levieten waren: Jesua, Binnui, Kadmiel, Serebja, Juda, Matthanja; hij en zijn broederen waren over de dankzeggingen.
9 En Bakbukja, en Unni, hun broederen, waren tegen hen over in de wachten.

Nehemia 12:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NEHEMIAH 12

This chapter gives an account of the chief of the priests and Levites in the days of Zerubbabel, Jeshua, Joiakim, Eliashib, and Nehemiah, Ne 12:1-26, of the dedication of the wall of Jerusalem, and of the joy expressed on that occasion, Ne 12:27-43, and of the appointment of some persons over the treasuries for the priests, Levites, singers, and porters, Ne 12:44-47.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.