Parallel Bible results for "Deuteronomium 33:1-9"

Deuteronomium 33:1-9

SVV

NIV

1 Dit nu is de zegen, met welken Mozes, de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, voor zijn dood.
1 This is the blessing that Moses the man of God pronounced on the Israelites before his death.
2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir; Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen.
2 He said: “The LORD came from Sinai and dawned over them from Seir; he shone forth from Mount Paran. He came with myriads of holy ones from the south, from his mountain slopes.
3 Immers bemint Hij de volken! Al zijn heiligen zijn in Uw hand; zij zullen in het midden tussen Uw voeten gezet worden; een ieder zal ontvangen van Uw woorden.
3 Surely it is you who love the people; all the holy ones are in your hand. At your feet they all bow down, and from you receive instruction,
4 Mozes heeft ons de wet geboden, een erfenis van Jakobs gemeente;
4 the law that Moses gave us, the possession of the assembly of Jacob.
5 En Hij was Koning in Jeschurun, als de hoofden des volks zich vergaderden, samen met de stammen Israels.
5 He was king over Jeshurun when the leaders of the people assembled, along with the tribes of Israel.
6 Dat Ruben leve, en niet sterve, en dat zijn lieden van getal zijn!
6 “Let Reuben live and not die, nor his people be few.”
7 En dit is van Juda, dat hij zeide: Hoor, HEERE! de stem van Juda! en breng hem weder tot zijn volk; zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en zijt Gij hem een Hulp tegen zijn vijanden!
7 And this he said about Judah: “Hear, LORD, the cry of Judah; bring him to his people. With his own hands he defends his cause. Oh, be his help against his foes!”
8 En van Levi zeide hij: Uw Thummim en Uw Urim zijn aan den man, Uw gunstgenoot; dien Gij verzocht hebt in Massa, met welken Gij getwist hebt aan de wateren van Meriba.
8 About Levi he said: “Your Thummim and Urim belong to your faithful servant. You tested him at Massah; you contended with him at the waters of Meribah.
9 Die tot zijn vader en tot zijn moeder zeide: Ik zie hem niet; en die zijn broederen niet kende, en zijn zonen niet achtte; want zij onderhielden Uw woord, en bewaarden Uw verbond.
9 He said of his father and mother, ‘I have no regard for them.’ He did not recognize his brothers or acknowledge his own children, but he watched over your word and guarded your covenant.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.