Parallel Bible results for "Genesis 7:11-24"

Genesis 7:11-24

SVV

NIV

11 In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend.
11 In the six hundredth year of Noah’s life, on the seventeenth day of the second month—on that day all the springs of the great deep burst forth, and the floodgates of the heavens were opened.
12 En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
12 And rain fell on the earth forty days and forty nights.
13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;
13 On that very day Noah and his sons, Shem, Ham and Japheth, together with his wife and the wives of his three sons, entered the ark.
14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.
14 They had with them every wild animal according to its kind, all livestock according to their kinds, every creature that moves along the ground according to its kind and every bird according to its kind, everything with wings.
15 En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark.
15 Pairs of all creatures that have the breath of life in them came to Noah and entered the ark.
16 En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe.
16 The animals going in were male and female of every living thing, as God had commanded Noah. Then the LORD shut him in.
17 En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
17 For forty days the flood kept coming on the earth, and as the waters increased they lifted the ark high above the earth.
18 En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.
18 The waters rose and increased greatly on the earth, and the ark floated on the surface of the water.
19 En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den ganse hemel zijn, bedekt werden.
19 They rose greatly on the earth, and all the high mountains under the entire heavens were covered.
20 Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt.
20 The waters rose and covered the mountains to a depth of more than fifteen cubits.
21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens.
21 Every living thing that moved on land perished—birds, livestock, wild animals, all the creatures that swarm over the earth, and all mankind.
22 Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.
22 Everything on dry land that had the breath of life in its nostrils died.
23 Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.
23 Every living thing on the face of the earth was wiped out; people and animals and the creatures that move along the ground and the birds were wiped from the earth. Only Noah was left, and those with him in the ark.
24 En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.
24 The waters flooded the earth for a hundred and fifty days.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.