Parallel Bible results for "habakuk 1:4-14"

Habakuk 1:4-14

SVV

NIV

4 Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voor.
4 Therefore the law is paralyzed, and justice never prevails. The wicked hem in the righteous, so that justice is perverted.
5 Ziet onder de heidenen, en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u, want Ik werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult, als het verteld zal worden.
5 “Look at the nations and watch— and be utterly amazed. For I am going to do something in your days that you would not believe, even if you were told.
6 Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.
6 I am raising up the Babylonians,that ruthless and impetuous people, who sweep across the whole earth to seize dwellings not their own.
7 Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit.
7 They are a feared and dreaded people; they are a law to themselves and promote their own honor.
8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.
8 Their horses are swifter than leopards, fiercer than wolves at dusk. Their cavalry gallops headlong; their horsemen come from afar. They fly like an eagle swooping to devour;
9 Het zal geheellijk tot geweld komen, wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, zullen zij brengen naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand.
9 they all come intent on violence. Their hordes advance like a desert wind and gather prisoners like sand.
10 En hij zal de koningen beschimpen, en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen; want hij zal stof vergaderen, en hij zal ze innemen.
10 They mock kings and scoff at rulers. They laugh at all fortified cities; by building earthen ramps they capture them.
11 Dan zal hij den geest veranderen, en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, houdende deze zijn kracht voor zijn God.
11 Then they sweep past like the wind and go on— guilty people, whose own strength is their god.”
12 Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven; o HEERE! tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots! om te straffen, hebt Gij hem gegrondvest.
12 LORD, are you not from everlasting? My God, my Holy One, you will never die. You, LORD, have appointed them to execute judgment; you, my Rock, have ordained them to punish.
13 Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?
13 Your eyes are too pure to look on evil; you cannot tolerate wrongdoing. Why then do you tolerate the treacherous? Why are you silent while the wicked swallow up those more righteous than themselves?
14 En waarom zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft?
14 You have made people like the fish in the sea, like the sea creatures that have no ruler.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.