1 Corinthiërs 11:32

32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.

1 Corinthiërs 11:32 Meaning and Commentary

1 Corinthians 11:32

But when we are judged
This is said by way of consolation to the saints, that when the hand of the Lord is upon them, and he is afflicting them, they should consider these things, not as the effects of his vindictive wrath and justice, as proper punishments for their sins, but as fatherly chastisements for their good:

we are chastened of the Lord;
as children by a father, in love and kindness, in order to bring to a sense of sin, repentance for it, and acknowledgment of it, and behave the better for the future:

that we should not be condemned with the world;
the world of ungodly men, the men of the world, carnal, worldly, and Christless sinners. There is a world, a multitude of them that will be condemned. So far has Christ been from dying for the redemption and salvation of every individual person in the world, that there is a world of men that will be righteously condemned at the last day. Now the present afflictions and chastisements of the saints are laid upon them, and blessed to them for their spiritual good, that they may not be condemned to the second death, to everlasting fire, to endless damnation, or be punished with everlasting destruction along with them.

1 Corinthiërs 11:32 In-Context

30 Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.

31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.

32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.

33 Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.

34 Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.