1 Koningen 13:8

8 Maar de man Gods zeide tot den koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten, noch water drinken.

1 Koningen 13:8 Meaning and Commentary

1 Kings 13:8

And the man of God said unto the king
In answer to his civility to him, to assure him it was not out of contempt to him, or ill will to him, or slight of his favour, but in obedience to the will of God:

if thou wilt give half of thine house;
of the riches in it, and even of his kingdom:

I will not go in with thee, neither will I eat bread nor drink water in
this place;
this idolatrous place; the reason follows.

1 Koningen 13:8 In-Context

6 Toen antwoordde de koning, en zeide tot den man Gods: Aanbid toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en bid voor mij, dat mijn hand weder tot mij kome! Toen bad de man Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder tot hem, en werd gelijk te voren.
7 En de koning sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk geven.
8 Maar de man Gods zeide tot den koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten, noch water drinken.
9 Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; en gij zult niet wederkeren door den weg, dien gij gegaan zijt.
10 En hij ging door een anderen weg, en keerde niet weder door den weg, door welken hij te Beth-El gekomen was.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.