1 Koningen 21:20

20 En Achab zeide tot Elia: Hebt gij mij gevonden, o, mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits gij uzelven verkocht hebt, om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN.

1 Koningen 21:20 Meaning and Commentary

1 Kings 21:20

And Ahab said to Elijah, hast thou found me, O mine enemy?
&c.] So he reckoned him, because he dealt faithfully with him, and reproved him for his sins, and denounced the judgments of God upon him for them:

and he answered, I have found thee;
as a thief, a robber and plunderer, in another's vineyard; he had found out his sin in murdering Naboth, and unjustly possessing his vineyard, which was revealed to him by the Lord; and now was come as his enemy, as he called him, as being against him, his adversary, not that he hated his person, but his ways and works:

because thou hast sold thyself to work evil in the sight of the Lord;
had given up himself wholly to his lusts, was abandoned to them, and as much under the power of them as a man is that has sold himself to another to be his slave; and which he served openly, publicly in the sight of the omniscient God, and in defiance of him. Abarbinel gives another sense of the word we render "sold thyself", that he "made himself strange", as if he was ignorant, and did not know what Jezebel had done; whereas he knew fully the whole truth of the matter, and that Naboth was killed through her contrivance, and by her management purposely; and so he did evil in the sight of that God that knows all things, pretending he was ignorant when he was not, and this Elijah found out by divine revelation; so the word is used in ( Genesis 42:6 ) ( 2 Kings 12:5 2 Kings 12:7 ) , but the former sense is best, as appears from ( 1 Kings 21:25 ) .

1 Koningen 21:20 In-Context

18 Maak u op, ga henen af, Achab, den koning van Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie hij is in den wijngaard van Naboth, waarhenen hij afgegaan is, om dien erfelijk te bezitten.

19 En gij zult tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: Hebt gij doodgeslagen, en ook een erfelijke bezitting ingenomen? Daartoe zult gij tot hem spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: In plaats dat de honden het bloed van Naboth gelekt hebben, zullen de honden uw bloed lekken, ja het uwe!

20 En Achab zeide tot Elia: Hebt gij mij gevonden, o, mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits gij uzelven verkocht hebt, om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN.

21 Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen wegdoen; en Ik zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, mitsgaders den beslotene en verlatene in Israel.

22 En Ik zal uw huis maken gelijk het huis van Jerobeam, den zoon van Nebat, en gelijk het huis van Baesa, den zoon van Ahia; om de terging, waarmede gij Mij getergd hebt, en dat gij Israel hebt doen zondigen.