1 Samuël 21:7

7 Daar was nu een man van de knechten van Saul, te dienzelven dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en zijn naam was Doeg, een Edomiet, de machtigste onder de herderen, die Saul had.

1 Samuël 21:7 Meaning and Commentary

1 Samuel 21:7

Now a certain man of the servants of Saul [was] there that
day
When David came to Nob, and asked bread of the priest, and had it, which this man was an eyewitness of, ( 1 Samuel 22:9 1 Samuel 22:10 ) ;

detained before the Lord;
either because it was sabbath day, and so he might not travel, at least no more than two thousand cubits; or by some vow of his, which he was obliged to stay and perform; or on account of some impurity he had contracted, which he came to be cleansed from; or this detention was voluntary, in order to offer sacrifice to the Lord, or pray unto him, or to study the law of God in the tabernacle, pretending to be a very religious man:

and his name [was] Doeg, an Edomite,
being by birth an Idumean, but a proselyte to the Jewish religion; or he was of the seed of Israel, but because he had dwelt in Edom, he was called an Edomite, as Kimchi thinks; just as Uriah is called for a like reason the Hittite:

the chiefest of the herdmen that [belonged] to Saul;
Saul had his herds and men to look after them, and this man was set over them all, to see that they faithfully discharged their trust. The same officer the Romans called the praefect, or master of the cattle ^F11; (See Gill on 1 Chronicles 27:29), and (See Gill on 1 Chronicles 27:31); though this man was not only over the king's cattle, but over those that kept them; and was in the same office as Phorbas was, under Laius king of Thebes ^F12, and Melanthius in Homer ^F13, and Faustulus to Amulius ^F14: but Abarbinel is of opinion that this is to be understood not of the keepers of herds and flocks, but of the shepherds or rulers of the people; and that this man was set over all the other magistrates and rulers of the people, hence said to be "set over the servants of Saul", ( 1 Samuel 22:9 ) ; and so Jarchi calls him "Ab Beth Din", or father of the sanhedrim, or great court of judicature; who was detained in the tabernacle to learn the law there, that he might be the better qualified for his office; but Kimchi interprets it as we do, the chief of the keepers of the herd, and both the Septuagint and Josephus ^F15 say that he fed the king's mules.

---

FOOTNOTES:

F11 Vid. Pignorium de servis, p. 539.
F12 Senecae Oedipus, Act. 4. v. 815, 816, 839.
F13 Odyss. 20. ver. 21.
F14 Aurel. Victor. orig. Gent. Roman.
F15 Antiqu. l. 6. c. 12. sect. 1.

1 Samuël 21:7 In-Context

5 David nu antwoordde den priester, en zeide tot hem: Ja trouwens, de vrouw is ons onthouden geweest gisteren en eergisteren, toen ik uitging, en de vaten der jongelingen zijn heilig; en het is enigerwijze gemeen brood, te meer dewijl heden ander in de vaten zal geheiligd worden.

6 Toen gaf de priester hem dat heilige, dewijl er geen brood was dan de toonbroden, die van voor het aangezicht des HEEREN weggenomen waren, dat men er warm brood legde, ten dage als dat weggenomen werd.

7 Daar was nu een man van de knechten van Saul, te dienzelven dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en zijn naam was Doeg, een Edomiet, de machtigste onder de herderen, die Saul had.

8 En David zeide tot Achimelech: Is hier onder uw hand geen spies of zwaard? Want ik heb noch mijn zwaard noch ook mijn wapenen in mijn hand genomen, dewijl de zaak des konings haastig was.

9 Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath, den Filistijn, denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is hier, gewonden in een kleed, achter den efod; indien gij u dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke niet; geef het mij.