2 Corinthiërs 5:13

13 Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden.

2 Corinthiërs 5:13 Meaning and Commentary

2 Corinthians 5:13

For whether we be besides ourselves
As some took them to be, and as Festus thought the Apostle Paul was, because of the doctrines they preached, and the self-commendation they were obliged to enter into through the calumnies of their adversaries; in which they did not so much seek their own reputation, as the honour and glory of God, which was struck at through them:

it is to God;
it is for his glory, and not our own, that we act this part, for which we are condemned as madmen.

Or whether we be sober;
think and speak meanly of ourselves, and behave with all modesty and lowliness of mind: it is for your cause; for your instruction and imitation. The glory of God, and the good of his churches, were what concerned them in every part of life. Some refer this to the apostle's being, or not being, in an ecstasy or rapture. Others to his speaking, either of the more sublime doctrines of the Gospel, on account of which he was reckoned mad, though in the delivering of them he had nothing else but the glory of God in view; or of the lower and easier truths of it, which were more accommodated to meaner capacities; in doing which he sought their edification and advantage.

2 Corinthiërs 5:13 In-Context

11 Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn.

12 Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet in het hart.

13 Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden.

14 Want de liefde van Christus dringt ons;

15 Als die dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen, die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is.