2 Koningen 21:7

7 Hij stelde ook een gesneden beeld van het bos, dat hij gemaakt had, in het huis waarvan de HEERE gezegd had tot David, en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen van Israel verkoren heb, zal Ik Mijn Naam zetten in eeuwigheid.

2 Koningen 21:7 Meaning and Commentary

Ver. 7 And he set a graven image of the grove that he had made in the
house
Which was either an image that had been placed in a grove planted by him, and now removed into the house or temple of the Lord; or, as some think, this was a representation of a grove, a carved grove of gold or silver, in the midst of which an image was placed in the temple; though what Selden observes F2, seems best of all, that this was an image of Asherah, as in the original text; that is, of Astarte or Ashtoreth, the goddess of the Zidonians, ( 1 Kings 11:5 ) , the same the Phoenicians are said to call Astroarche, and affirm it to be the moon F3: in ( 2 Chronicles 33:7 ) it is called a carved image the idol he had made; and an Arabic writer F4 says, it had four faces, which seems to be a figure of the cherubim; but, according to Suidas F5, it was the statue of Jupiter, who also says it had four faces:

of which the Lord said to David, and to Solomon his son:
that is, of which house or temple:

in this house, and in Jerusalem, which I have chosen out of all the
tribes of Israel, will I put my name forever;
see ( 1 Kings 8:29 ) ( 9:3 ) (See Gill on 2 Kings 21:3).


FOOTNOTES:

F2 De Dis Syris, Syntagm. 2. c. 2. p. 233.
F3 Herodian. l. 5. c. 15.
F4 Abulpharag. Hist. Dynast. Dyn. 3. p. 66.
F5 In voce (manasshva) .

2 Koningen 21:7 In-Context

5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN.
6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken.
7 Hij stelde ook een gesneden beeld van het bos, dat hij gemaakt had, in het huis waarvan de HEERE gezegd had tot David, en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen van Israel verkoren heb, zal Ik Mijn Naam zetten in eeuwigheid.
8 En Ik zal niet voortvaren den voet van Israel te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen gegeven heb; alleenlijk, zo zij waarnemen te doen, naar alles, wat Ik hun geboden heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht Mozes hun geboden heeft.
9 Maar zij hoorden niet; want Manasse deed hen dwalen, dat zij erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.