2 Koningen 23:12

12 Verder de altaren die op het dak der opperzaal van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt had, brak de koning af; en hij verbrijzelde ze van daar, en wierp het stof daarvan in de beek Kidron.

2 Koningen 23:12 Meaning and Commentary

2 Kings 23:12

And the altars that were on the top of the upper chamber of
Ahaz, which the kings of Judah had made
Which were on the roof of the royal palace; the roofs of houses in Judah being flat, ( Deuteronomy 21:8 ) altars might be built upon them; so, in Arabia, altars were built on the tops of houses to offer incense thereon daily to the sun F16; as here by Manasseh and Amon very probably, which might be chosen because nearer the heavens; for which reason the Heathens made use of high places to worship in, see ( Jeremiah 19:13 ) ( 32:29 ) ( Zephaniah 1:5 )

and the altars which Manasseh had made in the two courts of the house
of the Lord;
( 2 Kings 21:5 )

did the king beat down;
ordered to be demolished:

and brake them down from thence, and cast the dust of them into the
brook Kidron;
that there might be no remains of them to be put to any superstitious use.


FOOTNOTES:

F16 Strabo, Geograph l. 16. p. 539.

2 Koningen 23:12 In-Context

10 Hij verontreinigde ook Thofeth, dat in het dal der kinderen van Hinnom is, opdat niemand zijn zoon of zijn dochter voor den Molech door het vuur deed gaan.
11 En hij schafte de paarden af, die de koningen van Juda voor de zon gesteld hadden, van den ingang van het huis des HEEREN, tot de kamer van Nathan-Melech, den hoveling, die in Parvarim was; en de wagenen der zon verbrandde hij met vuur.
12 Verder de altaren die op het dak der opperzaal van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt had, brak de koning af; en hij verbrijzelde ze van daar, en wierp het stof daarvan in de beek Kidron.
13 De hoogten ook, die vooraan Jeruzalem waren, dewelke waren ter rechterhand van de berg Mashith, die Salomo, de koning van Israel, voor Astoreth, het verfoeisel der Sidoniers, en voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, en voor Milchom, den gruwel der kinderen Ammons, gebouwd had, verontreinigde de koning.
14 Insgelijks brak hij de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.