2 Koningen 23:16

16 En als Josia zich omkeerde, zag hij de graven, die daar op den berg waren, en zond henen, en nam de beenderen uit de graven, en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep.

2 Koningen 23:16 Meaning and Commentary

2 Kings 23:16

And as Josiah turned himself
From the high place, and the altar at Bethel; for he not only gave orders for the destroying of idolatrous places and idols, but he saw them executed himself:

he spied the sepulchres that were there in the mount;
the graves of idolatrous priests and worshippers, who chose to be buried near those places of idolatry; nor was it unusual for persons to be buried on hills and mountains, see ( Joshua 24:30 Joshua 24:33 ) and this was a custom in other nations formerly F20, particularly among the Indians F21 now, who in many things agree with the Jews:

and sent and took the bones out of the sepulchres, and burnt them upon
the altar;
where they had sacrificed to idols:

and polluted it;
with their bones, which, according to the law, were defiling, and which was done in contempt of their idolatrous worship there:

according to the word of the Lord which the man of God proclaimed, who
proclaimed these words;
or things; foretold that such a king by name would arise, and burn men's bones upon the altar, and which had been foretold more than three hundred and fifty years before this time.


FOOTNOTES:

F20 Vid. Servium in Virgil. Aeneid. 11. ver 849. "fuit ingens monte sub alto".
F21 Manasseh ben Israel Spes Israelis. sect 6. p. 29.

2 Koningen 23:16 In-Context

14 Insgelijks brak hij de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen
15 Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, hij vergruisde ze tot stof, en hij verbrandde het bos.
16 En als Josia zich omkeerde, zag hij de graven, die daar op den berg waren, en zond henen, en nam de beenderen uit de graven, en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep.
17 Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der stad zeiden tot hem: Het is het graf van den man Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt, uitgeroepen heeft.
18 En hij zeide: Laat hem liggen, dat niemand zijn beenderen verroere. Zo bevrijdden zij zijn beenderen, met de beenderen van den profeet, die uit Samaria gekomen was.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.