2 Koningen 23:17

17 Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der stad zeiden tot hem: Het is het graf van den man Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt, uitgeroepen heeft.

2 Koningen 23:17 Meaning and Commentary

2 Kings 23:17

Then he said, what title is that that I see?
&c.] A high and large monument over a grave, with an inscription on it, more remarkable than any of the rest, which made Josiah take notice of it; and the Jews have a tradition, as Kimchi observes, that on one side of the grave grew nettles and thistles, and on the other side odoriferous herbs; which is not to be depended on; but what he further observes may be right, that the old prophet, as he gave orders to his sons to lay his body in the same grave with the man of God, believing his words would be fulfilled, so he likewise gave orders to have a distinguished monument or pillar erected over the grave; and which people in later times took care to support, in memory of the man of God, that thereby it might be known; by which means not only the bones of the man of God were preserved from being burnt, but those of the old prophet also, buried with him:

and the men of the city told him, it is the sepulchre of the man of
God, which came from Judah, and proclaimed these things that thou
hast done against the altar of Bethel;
see ( 1 Kings 13:1-3 ) .

2 Koningen 23:17 In-Context

15 Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, hij vergruisde ze tot stof, en hij verbrandde het bos.
16 En als Josia zich omkeerde, zag hij de graven, die daar op den berg waren, en zond henen, en nam de beenderen uit de graven, en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep.
17 Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der stad zeiden tot hem: Het is het graf van den man Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt, uitgeroepen heeft.
18 En hij zeide: Laat hem liggen, dat niemand zijn beenderen verroere. Zo bevrijdden zij zijn beenderen, met de beenderen van den profeet, die uit Samaria gekomen was.
19 Daartoe nam Josia ook weg al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de koningen van Israel gemaakt hadden, om den HEERE tot toorn te verwekken; en hij deed dezelve naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.