2 Kronieken 21:4

4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel.

2 Kronieken 21:4 Meaning and Commentary

2 Chronicles 21:4

Now when Jehoram was risen up to the kingdom of his father,
&c.] Succeeded him in it, and reigned alone, for he had reigned with his father some years before his death; (See Gill on 2 Kings 8:16), he strengthened himself;
in the kingdom, by some means or another closely attaching the greater part of the princes, and people of the land, unto him, when he thought himself well settled and established on the throne; though some understand it of making strong, or hardening his heart to do what is next mentioned: and slew all his brethren with the sword;
either to get their riches into his hands, or lest, being religious princes, they should oppose his restoring idolatry, and for that reason the people should depose him, and set up one of them; and therefore he dispatched them out of the way to secure himself, and carry his point: and [divers] also of the princes of Israel;
such who had removed out of the ten tribes, for the sake of religion, and therefore would never agree to the introduction of idolatry among them, for which reason Jehoram slew them; and perhaps they might express their disapprobation and abhorrence of his murder of his brethren.

2 Kronieken 21:4 In-Context

2 En hij had broederen, Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israel.

3 En hun vader had hun vele gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was.

4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel.

5 Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem.

6 En hij wandelde in de weg der koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.