2 Samuël 15:27

27 Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.

2 Samuël 15:27 Meaning and Commentary

2 Samuel 15:27

And the king said unto Zadok the priest, [art not] thou a
seer?
&c.] A prophet, as well as a priest; see ( 1 Samuel 9:9 ) ; or a seeing, knowing, man; one that can penetrate into men and things, and so might be of more service to David at Jerusalem than with him: wherefore he said to him,

return into the city in peace;
to the city of Jerusalem with peace, quietness, and satisfaction of mind; where he doubted not, at least hoped and wished, he would be in safety and prosperity, being one of the Lord's priests:

and your two sons with you, Ahimaaz thy son, and Jonathan the son of
Abiathar;
the one was of the line of Eleazar, and the other of the line of Ithamar.

2 Samuël 15:27 In-Context

25 Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders Zijn woning.
26 Maar indien Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie, hier ben ik, Hij doe mij, zo als het in Zijn ogen goed is.
27 Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.
28 Zie, ik zal vertoeven in de vlakke velden der woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, dat men mij aanzegge.
29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.