2 Samuël 18:32

32 Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.

2 Samuël 18:32 Meaning and Commentary

2 Samuel 18:32

And the king said unto Cushi, is the young man Absalom safe?
&c.] The same question that was put to Ahimaaz, ( 2 Samuel 18:29 ) ; which shows what lay nearest his heart, and was uppermost in his mind,

and Cushi answered, the enemies of my lord the king, and all that rise
against thee to do [thee] hurt, be as [that] young man [is],
which was tacitly saying he was dead, and so David understood it; and he expressed it in such a manner, that David could not be displeased with the messenger; though the message was grievous to him.

2 Samuël 18:32 In-Context

30 En de koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef staan.
31 En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer den koning wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht gedaan van de hand van al degenen, die tegen u opstonden.
32 Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.
33 Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.