2
Hij zeide dan: De HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper.
3
God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost!
4
Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn vijanden.
5
Want baren des doods hadden mij omvangen; beken Belials verschrikten mij.
6
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.