2 Samuël 23:7

7 Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter zelver plaats.

2 Samuël 23:7 Meaning and Commentary

2 Samuel 23:7

But the man [that] shall touch them must be fenced with iron
and the staff of a spear
To remove these thorns, or sons of Belial, out of the way, or to defend himself against them; or weapons of war must be made use of to conquer and destroy them, according to the sense of Ben Gersom, and which De Dieu follows; a man that meddles with them must expect to be as much hurt and wounded by them, all over the body, as if not only the point or iron head of a spear, but the wood or handle of the spear, were thrust up in him; but the former sense seems best:

and they shall be utterly burnt with fire in the [same] place:
where the thorns grew, or whither they are removed, or are sitting; where persons are sitting to warm themselves by them: and this may be understood of the destruction of wicked rulers, when their kingdom is taken from them, and they are consumed root and branch; and was true not only of Saul, and his posterity, as some apply it, and of Jeroboam, and those like to him, as the above Jewish writer; but of the wicked Jews, and their rulers, those sons of Belial, who rejected the yoke of Christ, and would not have him to rule over them; to whom the Lord sent the Roman armies fenced with swords and spears, and burnt their city, and destroyed them in the same place; and may take in antichrist, and antichristian states, those sons of Belial, of the wicked (anomov) , and lawless one, the son of perdition, whose city, Rome, shall be burnt with fire; and even all wicked men, at the great day of judgment, to which the Targum refers these words; when they, whose end, like thorns, is to be burnt, will be cast into the lake which burns with fire and brimstone.

2 Samuël 23:7 In-Context

5 Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil, en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten.

6 Maar de mannen Belials zullen altemaal zijn als doornen, die weggeworpen worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten;

7 Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter zelver plaats.

8 Dit zijn de namen der helden, die David gehad heeft: Joscheb Baschebeth, de zoon van Tachkemoni, de voornaamste der hoofdlieden. Deze was Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd, die van hem verslagen werden op eenmaal.

9 En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, zoon van Ahohi, deze was onder de drie helden met David, toen zij de Filistijnen beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren, en de mannen van Israel waren opgetogen.