Deuteronomium 28:48

48 Zo zult gij uw vijanden, die de HEERE onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst, en in naaktheid, en in gebrek van alles; en Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelge.

Deuteronomium 28:48 Meaning and Commentary

Deuteronomy 28:48

Therefore shall thou serve thine enemies, which the Lord
shall send against thee
Since they would not serve the Lord their God, who was so good a master to them, and supplied them with all good things, and with plenty of them, they should serve other lords, their enemies, whom God would raise up and send against them; not only, the Assyrians, Chaldeans, and Babylonians, but the Romans, after described, whom they should find hard masters, and from whom they; should have very severe usage, and should be

in hunger and in thirst, and in nakedness, and in want of all [good
things];
being destitute of food, and drink and raiment, and the common necessaries of life, and so in famishing and starving circumstances:

and he shall put a yoke of iron upon thy neck;
bring them into a state of subjection to their enemies, which would be intolerable to them, and from which they would not be able to free themselves, any more than to break an iron yoke; which, as it agrees with the Babylonish captivity, and their subjection in that state, see ( Jeremiah 28:13 Jeremiah 28:14 ) ; so more especially with their bondage under the Romans, who are the legs of iron in Nebuchadnezzar's image, and the fourth beast with great iron teeth in Daniel's vision, ( Daniel 2:33 Daniel 2:40 ) ( 7:7 ) , and this yoke was to continue

until he have destroyed thee;
the Jews were under the Roman yoke, Roman governors being set over them, and Judea made a Roman province many years before the destruction of their nation, city, and temple, by them.

Deuteronomium 28:48 In-Context

46 En zij zullen onder u tot een teken, en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid.
47 Omdat gij den HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten, vanwege de veelheid van alles;
48 Zo zult gij uw vijanden, die de HEERE onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst, en in naaktheid, en in gebrek van alles; en Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelge.
49 De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een volk, welks spraak gij niet zult verstaan;
50 Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen, noch den jonge genadig zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.