Deuteronomium 31:4

4 En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon en Og, koningen der Amorieten, en aan hun land, gedaan heeft, die Hij verdelgd heeft.

Deuteronomium 31:4 Meaning and Commentary

Deuteronomy 31:4

And the Lord shall do unto them as he did unto Sihon, and to
Og, kings of the Amorites
Deliver them up into their hands; see the history of this in ( Numbers 21:10-35 ) ;

and unto the land of them whom he destroyed;
put them into the possession of the land of Canaan, as they were now in possession of the land of those two kings he destroyed by them. This instance is given to encourage their faith, assuring them that what had been done to them would be done to the Canaanitish kings, and their subjects, and their lands.

Deuteronomium 31:4 In-Context

2 En zeide tot hen: Ik ben heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan; daartoe heeft de HEERE tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan.
3 De HEERE, uw God, Die zal voor uw aangezicht overgaan; Die zal deze volken van voor uw aangezicht verdelgen, dat gij hen erfelijk bezit. Jozua zal voor uw aangezicht overgaan, gelijk als de HEERE gesproken heeft.
4 En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon en Og, koningen der Amorieten, en aan hun land, gedaan heeft, die Hij verdelgd heeft.
5 Wanneer hen nu de HEERE voor uw aangezicht zal gegeven hebben, dan zult gij hun doen naar alle gebod, dat ik ulieden geboden heb.
6 Weest sterk en hebt goeden moed, en vreest niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.