Exodus 6:5

5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten;

Exodus 6:5 Meaning and Commentary

Exodus 6:5

And I have also heard the groaning of the children of Israel,
&c.] For the Lord is not only the eternal and immutable Being in his purposes and promises, and a covenant keeping God; but he is compassionate and merciful, and sympathizes with his people in all their afflictions; he takes notice of their sighs and groans, as he now did those of his people in Egypt: whom the Egyptians keep in bondage;
and which was the reason of their groaning; their bondage being so hard and rigorous, in which they were detained by Pharaoh, who refused to let them go, though Moses in the name of the Lord had required him to do it: and I have remembered my covenant;
concerning bringing them out of Egypt into the land of Canaan, which he would quickly do, and thereby make it appear he was mindful of his covenant, which is indeed never forgotten by him, though it may seem to be.

Exodus 6:5 In-Context

3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn.

4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht.

5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten;

6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.

7 En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!